“Ik neem wel bier mee, tot straks ”zegt hij en hangt op. Ik krijg niet zo vaak bezoek maar hier kijk ik eigenlijk wel naar uit. Jan is een goeie vent, een echte. Toont zijn gevoelens en durft je ook kritiek te geven, eerlijke en gegronde kritiek die je van hem kunt hebben. Hij heeft een karakteristieke kop, die helemaal bij hem past. Hij hoort niet alleen wat ik zeg, maar hij luistert ook. Ik wil veel aan hem vragen omdat ik schrijf en hij, heel graag en kritisch, leest en daar een hele duidelijke visie over heeft. Wat me opvalt is dat ik steeds meer wil weten over hem, puur uit interesse. Ik vertel hem het niet maar ik kijk een beetje tegen hem op, omdat hij sterk is en heel makkelijk relativeert. Twee jaar geleden ontdekten ze kanker op een van zijn longen. Na het verwijderen van de “zieke” long had hij eigenlijk weinig last meer. Hij rookt, drinkt en is eigenlijk zelden buiten adem. Met een longinhoud van nog zo’n 70 procent ging hij nog lekker door het leven tot hij een paar weken geleden via een routinecontrole, hoorde dat er een plek op zijn andere long zat. Over een paar weken krijgt hij de uitslag van de laatste onderzoeken. “Dan zakt de wereld toch wel onder je weg?”, vraag ik voorzichtig. “Nee hoor, kan er toch niks aan doen” reageert hij laconiek. “Als ik een tekort aan geld heb kan ik er voor zorgen dat dat probleem opgelost wordt, aan kanker kan ik niks doen”. Natuurlijk heeft hij gelijk maar toch kan ik me niet voorstellen dat je zo kunt denken, echt kunt denken. Jan is echt, heeft geen last, is ook niet in paniek. “ik hoor het vanzelf wel” hoor ik hem nog net zeggen terwijl ik afdwaal met een soort medelijdend gevoel.
Zijn thuiswonende zoon lijkt in alles op Jan en wil heel graag bij de commando’s.
Leg die baret maar vast klaar!