Stoere, hardwerkende lassers. Ik kom er iedere week. Weer of geen weer, de mannen staan buiten. Dikke jassen en handschoenen. In de regen lassen kan blijkbaar gewoon. Ook iedere week zie ik twee katten op het industriële werkterrein rondlopen. Vreemd, want in de wijde omgeving is er volgens mij niets waar de beestjes zich enigszins aan op kunnen trekken. Krabben aan een stalen container is nu ook niet echt iets waar je als kat een natte droom van krijgt. Er werken voornamelijk Marokkaanse, Roemeense en Bulgaarse mannen. Veel van hen lieten vrouw en kinderen, voorlopig, thuis. De taal zijn ze nog niet helemaal machtig waardoor onze gesprekken zich vaak beperken tot wat korte, gebroken zinnen, ondersteund door een wazig handgebaar. Toch ben ik benieuwd naar de beestjes. ‘ Zijn hier geboren meneer’, zegt een woordvoerder. Hij blijkt niet beter te weten of de beestjes lopen tussen de containers rond. Onlangs hebben deze twee 10 jongen op de wereld gebracht. Achter de containers is een half afgesloten ruimte gemaakt met dekens waar ze verblijven. Hanjin en Maersk heten ze. Genaamd naar twee van de honderden containers op het terrein. Ik loop naar een van de beestjes toe. Luid knorrend laat het dier zich aanhalen. Staart omhoog. Om beurten nemen de mannen voer mee van de ‘Carrefour’, want ze mogen niks te kort komen. Ik mag niet te dicht bij de kleintjes komen van de mannen. Een van hen doet een handschoen uit en aait de kleintjes. In zijn vuile gezicht stralen zijn ogen. Ik zie hem denken…