Als trouwe supporter van mijn kinderen sta ik ook tijdens hun voetbal trainingen zoveel mogelijk langs de lijn. Het lijkt vaak wat extra input te geven want ik zie ze regelmatig loeren om een glimp van goedkeuring op te kunnen vangen. Traditioneel hangen we erna nog heel even aan bar met koffie en een ‘gele Aquarius’. Snoepzak ‘on the go’. Als we terug rijden schiet net voor mijn aankomst een verkeerslicht op groen. Mazzel. Uit mijn ooghoek zie ik een rood licht voor de voetgangers, dus ik sla met een gerust hart rechtsaf. Blijkbaar mogen de fietsers vreemd genoeg wel doorrijden waardoor ze mijn pad zouden kruisen. In een flits en uit de duisternis, zie ik een fietser opdoemen waar ik nog net op tijd voor stil sta. De man is hevig geschrokken en scheld naar me. Waarom ik niet uit kan kijken. Sja, waarom niet.Heb geen idee. Het gebeurt me zelden, maar blijkbaar heb ik ook zo mijn momenten. Net als ik besluit toch maar even uit te stappen om de man te kalmeren zit hij alweer op zijn fiets. Hij kijkt nog vier keer kwaad opzij en rijdt weg. Ik kijk nog even naar mijn zoontje die ondanks zijn gordel toch bijna de voorruit raakte. ‘Niks aan de hand hoor pap’. Maandag. ‘Een mooi begin van de week’, denk ik nog. Aangezien de selectie twee keer traint volg ik op woensdag hetzelfde ritueel. Na de koffie en de ‘gele Aquarius’, stap ik langs het hek richting bus. Net als ik hem op afstand openklik hoor ik een mannenstem achter me. ‘Ja, jullie moet ik hebben’. Ik schrik licht en draai me om met gebalde vuisten. Als het moet dan moet het. Er komt een man met een fiets in zijn hand uit een donker hoekje naar voren. ‘Hoe is het met uw zoon?’, vraagt hij me geïnteresseerd. Ik begrijp het niet meteen en vraag hem welke van de drie hij bedoelt. Hij wijst naar mijn bus en mijn zoontje. ‘Hij kwam toch met zijn hoofd tegen het raam?’. Dan ineens herken ik hem. Het is de ‘bijnaondermijnautoman’ van de maandag ervoor en heeft ons op staan wachten. Hij is aardig. ‘Ik was benieuwd of hij zich zeer had gedaan’, zegt hij lief. Ik leg met een soort van schuldgevoel uit dat hij het raam niet geraakt heeft en ik me schuldig voel voor wat betreft het bijna aanrijden van hem en zijn fiets. ‘Ik hou er al rekening mee dat ze me niet zien’ zegt hij en is blij dat er geen gewonden te betreuren. Hij stapt op en rijdt weg. Wij stappen in en rijden hem net voor het bewuste stoplicht voorbij. Weer is het groen voor mij en voor hem. Ik stop nu ruim van te voren en zwaai. ‘Ik zag je wel hoor’ roep ik met een opgelucht gevoel door mijn open raam. Hij zwaait tevreden terug met een brede lach. Verhaal kwijt en hart gelucht…