Terwijl mijn dochter om de diepvries spinazie huppelt, loop ik naar de kip. De kip is weg. Waar de kip lag, ligt nu gehakt. Nee. Geeneens gehakt van de kip. Even ben ik in de war. Ben geen autist, maar dit stoort me wel. Zomaar, zonder aankondiging. Terwijl ik rondkijk valt mijn oog op een Jumbomeisje. ‘Waar is de kip?, vraag ik verontwaardigd. ‘Oh, die ligt nu daar’, antwoordt ze met een professioneel aangemeten lach en wijst. ‘Maar daar lag het gehakt toch altijd?’. ‘Ja dat klopt, maar dat hebben we omgewisseld’. ‘En wat vond de kip daarvan?’, vraag ik weer. Ze lacht. ‘Dat hebben we niet overlegd eigenlijk, maar gewoon gedaan’. Ik slinger een pak in mijn kar en loop verder. De Roosvicee staat er gelukkig nog gewoon en de maggi ook. Bij de eieren pak ik weer mis. Weg. ‘Waar zijn de eieren nu weer heen’, vraag ik Sterre. Een vriendelijke en tevens appetijtelijke dame steekt een doosje omhoog van achter het schap. ‘Die staan nu hier. Ik ben ook van alles kwijt ineens’. Ze lacht lief. Ondanks ik maar 15 meter zou hoeven afleggen om de onderdelen van mijn standaard gerecht bij elkaar te sprokkelen, loop ik toch altijd netjes de marketingtechnisch uitgedokterde route. Heen en weer. Slingerdeslang. Wat me al langer irriteert is dat als ik mijn route volg, ik helemaal achter in de zaak in een hoek uitkom, waar ik door een dikke ruit naar de Franse kaas sta te kijken. Een bakje Mon Chou dan maar, om leeg te scheppen met mijn spicy Bugles. Dipkaas vindt Sterre. Mijn kar ligt weer vol met spullen waarvan ik alleen de spinazie en de kip nodig had. De lekkerindebank dingen krijgen we zeker weten niet op, maar de plannen zijn mooi. Elke dinsdagavond samen winkelen, koken, eten en chillen tot ze weer net iets te laat naar bed gaat. Mijn bed. ‘Maak je me nog even wakker? Dan weet ik dat je er bent’. ‘Doe ik schatje’. ‘Truste pap en ik hou van jou’. ‘Ik van jou liefje’. ‘Ikke meer pap. Altijd meer’. ‘Jij meer lieverd’ zeg ik zacht terwijl ik de trap afloop en mijn vingers kruis. ‘Jij meer’…