Naar de kassa lopend zie ik een boos mannetje bij de snel kassa staan. Kwaad tierend loopt hij heen en weer. ‘Dan wil ik de manager spreken’, roept hij hard. Zijn ogen staan wijd. Trekt zenuwachtig aan de klep van zijn cap en kijkt verwilderd in het rond. Hij vindt geen medestanders en wendt zich weer tot het kassameisje. ‘Stelletje asocialen’, roept hij nu. ‘Ik was de vierde in de rij, dus krijg ik dit voor niks’. Hij wijst naar zijn boodschappen op de balie. Dat het een halve liter Duits bier en twee aanstekers betreft maakt het tafereel nog zieliger. Hij wil het spel spelen, maar kent de regels niet. Het meisje bewaart haar kalmte en probeert de jongeman uit te leggen hoe het dan wel werkt, maar dat wil hij niet horen. ‘Ik was gewoon de vierde in de rij’, roept hij weer. Het geldt niet als er een andere kassa open is waar hij nog aan kan sluiten. Mijn rij dus. Bij de kassa naast me staan drie mensen mee te genieten van het spektakel. De jongen ziet de rij en loopt naar de kaasvitrine. Pakt twee grote blokken kaas en gaat snel achter de derde dame staan. ‘Kijk’ roept hij weer, ‘vierde in de rij. De kaas is gratis’. Wat in eerste instantie dreigend leek te worden draait nu naar een kleine komedie. Zeker twintig omstanders slaan het gebeuren glimlachend gade. Hij is ten einde raad. Hij loopt terug naar de snel kassa met de kaas in zijn handen. ‘Wilt u de kaas ook afrekenen?’ vraagt het meisje gevat. Hij kookt. De manager is intussen ter plaatse en probeert de man te kalmeren. De jongen krijgt langzaam maar duidelijk in de gaten dat hij inderdaad de regels niet kent en druipt af. Net voor de schuifdeur loopt hij me voorbij. Ik kijk hem aan en kan het niet laten. ‘Moest je geen bier?’, vraag ik met een serieus gezicht. ‘Hij ziet geen lol. Mompelend loopt hij weg. ‘Ik was vierde in de rij’.