Al vele jaren reis ik met een trein. Een trein die nooit stopt. Ik lig altijd op het dak van de laatste wagon en het is vreemd genoeg bijna altijd lekker weer. Schudden doet hij wel. De ene keer wat erger als de andere maar ben het na al die tijd wel gewend geraakt. Soms word ik moe en val dan wel eens in slaap. Heel langzaam schuif ik dan door het schudden naar achter, tot ik ineens merk dat ik er bijna vanaf val. Altijd schrik ik net op tijd wakker en kan me dan nog net, zwaaiend met mijn benen, aan de wagonrand vasthouden. Mijn handen zijn inmidels heel sterk en mijn armen zijn dik van de spieren. Spieren die ik ontwikkelde door me elke keer weer stevig vast te houden aan de rand. Ik bungel dan maar wat tot ik daar weer moe van wordt en me langzaam weer het dak op trek. De ene keer kost me dat wel meer moeite dan de andere. Eenmaal weer op het dak ga ik liggen en rondturend zie ik heel veel mooie dingen aan me voorbij flitsen. Vroeger zat ik in de trein, las boekjes en keek zo af en toe eens naar buiten. Dit is beter. Het is wel heftig soms en vooral erg vermoeiend maar ik vind het goed zo. Laat mij maar liggen, hangen, bungelen en me weer optrekken. Als de trein zijn bestemming bereikt heeft merk ik het wel en zal hij vanzelf stoppen. Dan stap ik pas af en zal ik vertellen wat ik allemaal zag onderweg. Als je het horen wil natuurlijk…