Ik kom binnen, feliciteer hem en ga zitten in de soort van kring met volslagen onbekenden, voor mij dan toch. “allemaal gefeliciteerd” zeg ik netjes, terwijl ik de ronde doe met mijn hoofd. “Biertje?” vraagt het varken. “nou, lekker” antwoord ik. “wil je er een glas bij?” vraagt hij weer. “het lijkt hier verdomme de Mac wel” denk ik bij mezelf en bedank hem vriendelijk. “Wil je misschien een stuk taart?”, vraagt hij me weer. “ja, doe maar een stuk, lekker”. “Beetje lullig om hier een hele taart op te gaan zitten vreten” denk ik bij mezelf. Ik voel me een beetje zitten omdat ik eigenlijk helemaal niemand ken, echt ken. Een paar vaag misschien, maar daar kom ik wellicht straks nog wel achter.
Ik kijk naar beneden om nog even met niemand in gesprek te hoeven, omdat ik er achter wil komen of ik er iemand van ken. Volgens mij heb ik er een aantal wel eens gezien, ergens in de verte, en die anderen zijn waarschijnlijk die van horen zeggen. Ik krijg een stuk slagroomtaart op een schoteltje en heb nu twee handen vol. Heel voorzichtig zet ik mijn biertje op de grond, net naast mijn voeten. De gesprekken vallen een beetje stil en ik maak mezelf wijs dat iedereen nu gaat zitten kijken hoe ik mijn taartje op ga eten. Ik kijk niet omhoog, maar weet het zeker. Iedereen. Ik pak mijn vorkje en probeer er een puntje af te drukken met de zijkant ervan. De bodem blijkt van een hard soort koek gemaakt, die zich niet zomaar door mij laat doorklieven. Ook de koek heeft mijn benarde en ongemakkelijke positie opgemerkt en werkt dus niet mee. De koek lacht me uit. Ik druk wat harder. “Wie stoer kijkt kan ook wel een taartje aan” denk ik dan maar. Beseffend dat ik onmogelijk het gebak met mijn handen naar binnen kan brengen leg ik mijn hand wat meer open onder het schoteltje en druk nog wat harder met het iele vorkje. Op het moment dat ik denk dat ik er ben schiet ik schuin van het bordje af. De taart valt op de donkergrijze vloerbedekking. Het schoteltje breekt onbegrijpelijk, en in mijn reflex de taart op te vangen schop ik mijn bier om. De ravage is compleet en wachtend tot mijn stoel door de grond zakt kijk ik nog steeds naar beneden. De scherven, de taart, het bier. Ik hoor iedereen lachen.
“Hier, je taart” hoor ik ineens en ik kijk op. Ik pak het schoteltje aan en ben in de war. Nog eens kijk ik naar de vloer. Er ligt geen taart, geen scherf en het biertje heb ik nog steeds in mijn hand. Ik kijk naar mijn taart en zet het schoteltje voorzichtig achter me op een dressoir. Misschien later…