Er zijn dingen die je doet zonder er bij na te denken, zomaar uit gewoonte of misschien wel uit sympathie. Ik heb zo’n dingetje en dat doe ik al een tijdje, misschien al wel een paar jaar. Bijna altijd als ik mijn boodschappen heb gedaan staat er bij de uitgang een buitenlands vrouwtje. Ze lacht altijd heel lief naar me en dat doet ze niet (alleen) voor het eventuele geld wat ik haar altijd geef. Ik zie wel iets van geluk in haar ogen, er blinkt nog wel wat. Altijd is ze heel vriendelijk tegen me, ook tegen mijn kinderen en steevast geef ik haar de 50 cent die ik uit mijn karretje haal. “mag ik het centje geven pap?” vraagt Sterre dan, en huppelt terug de winkel in. In het begin kreeg ik er een krantje voor, maar die gooide ik zonder te kijken direct in de vuilnisbak en ik denk dat ze dat heeft gezien, want die biedt ze me al niet meer aan. Ze bedelt niet, vraagt niet, is niet zielig en allesbehalve ondervoed. Ze staat daar gewoon, lief te lachen en iedereen heeft er een andere gedachte bij volgens mij. Julia heet ze en komt uit Bulgarije. Ik begrijp haar kinderliefde nu wel want ze heeft er zelf vier. Twee grotere die in haar thuisland verblijven en twee kleintjes van 10 en 11 die bij haar moeder zijn als ze nog niet thuis is, haar thuis dat nu Antwerpen is. Iedere dag wordt ze, met een aantal “lotgenoten” uit verschillende landen ,in een busje naar een supermarkt gebracht, vergezeld van een stapel krantjes. Ik weet eigenlijk niet of ze de krantjes echt moet verkopen en of ze iets van de opbrengst mag houden. Vreemd genoeg heb ik ook nog nooit de moeite genomen om eens te kijken waar het krantje over gaat, ik heb werkelijk geen idee. Julia is getrouwd maar haar man is zijn baan als gevelreiniger kwijtgeraakt en is druk op zoek naar een nieuwe werkgever. “het is niet makkelijk hoor meneer”zegt ze een beetje teneergeslagen maar met hoop in haar ogen.
Ik leg haar uit dat mijn kinderen op brood zitten te wachten, wat iets ernstiger klinkt als dat het in werkelijkheid is en geef haar voor het eerst een hand. Als ik weg wil lopen vraagt ze naar mijn naam. “Olav”zeg ik, duidelijk aticulerend.
Bijna verbijsterd door het feit dat ik haar aangesproken heb staart ze me na.
“dankjewel Owaf, dag”