Leen Jansen (82), meervoudig Nederlands kampioen boksen, zit al buiten op een bankje op ons te wachten. “Heb spoorloos al gebeld, waar jullie bleven” schalt hij vanuit de tuin. Hij straalt. Eerst begroet hij mijn drie kinderen, dan mijn moedertje en als laatste ben ik aan de beurt. Ik omhels hem. Doe dat niet vaak, maar door het respect dat ik voor hem heb, tezamen met ons verleden kan ik niet anders. Hij loodst ons onbehendig door het gangetje naar de gezellige woonkamer. Het staat vol met allerlei beeldjes, dingetjes, olifanten en uit hout gesneden beeldjes. Prachtig vindt hij ze. “Als je eens nagaat hoeveel tijd er in zit zo’n beeldje te maken” Het verwondert me dat zo’n ogenschijnlijk blok beton zich daar mee bezig houdt. M’n twee jongens zitten met open mond naar hem te kijken als hij begint te vertellen. Ik had ze van te voren al een beetje ingelicht over Leens staat van dienst, vandaar. Hij haalt wat oude verhalen op, waarvan ik weet dat het maar een heel klein puntje van een ijsberg is. Leen heeft veel meegemaakt. Een jongen van de straat die zich met de juiste mix van talent en karakter opwerkte tot een van de meest toonaangevende boksers uit zijn tijd. Niet alle topsporters zijn later automatisch goede trainers, dat weet iedereen. Leen is dat wel. Hij leert je niet alleen boksen zoals het ooit bedoeld is geweest, maar geeft je ook nog eens een berg levenslessen mee. Hij leert je vooral in jezelf te geloven. Pijn weg te denken en je grenzen te verleggen. Nadenken, kijken en vooral heel goed opletten. Links dreigen en jennen om het vervolgens met rechts keihard af te maken. Leen leert je respect te hebben, voor een ander en voor de sport. Hij is dan ook een groot tegenstander van stimulerende middelen en komt daar ook telkens op terug. Het zit hem hoog dat er zoveel jongens toch in de verleiding komen. “Gebrek aan karakter” merkt hij terecht op. Ineens wil hij naar z’n boksschool. “kunnen die gasten even meppen” lacht hij en pakt zijn stok. Eenmaal bij zijn autootje blijkt hij z’n sleutels binnen te hebben laten liggen. Hij vloekt. Kent alle ziektes die vooral niet meer overgaan, en strompelt terug naar zijn huisje. Geweldig. Als we zijn “tempel” betreden heeft voor mij de tijd wel twintig jaar stilgestaan. Alles is nog zoals het was. Het lijkt een “Hall of Fame” met gesigneerde posters van bekende sporthelden, originele oude affiches waarop zijn eigen komst aangekondigd werd en veel foto’s. Oude trainingstoestellen, want; “een kilo ijzer is uiteindelijk toch gewoon een kilo ijzer” Zittend in zijn eigen hoekje komen de verhalen weer los. Winst van partijen en verlies van vrienden. In zijn ogen zie ik dat hij alles weer herbeleeft. Hij staat weer even in de ring en het publiek staat weer te joelen op de banken. Ook ik juich, ook al hoort hij het niet. Dan ineens begint hij over zijn, enige dochter, Saskia. Ze woont in het huis naast de sportschool en zorgt voor haar vader. Natuurlijk ziet ze ook een beetje af met hem. Leen is een stronteigenwijze Rotterdammer. “Dokters, wat weten die nou?” Ze is zijn persoonlijke chauffeur en rijdt hem naar het ziekenhuis alwaar hij meerdere keren zichzelf ontslagen heeft, en eigenlijk overal waar hij graag heen wil of moet. Ze zorgt voor een soepje tijdens de trainingen die hij dagelijks geeft, vanuit zijn vertrouwde stoeltje. “Als ik haar niet had gehad was ik er al niet meer geweest, of in ieder geval niet hier”, zegt hij lief en met gebogen hoofd. Ik schiet bijna vol en sta op. Ik loop even een rondje en denk weer aan toen. De sfeer, de jongens, het doorgaan tot het overgeven. Niet opgeven, nooit opgeven. Dan dirigeert hij een van mijn zoontjes de ring in. Geeft hem een paar handschoenen aan en doet er zelf ook aan. “links voor met je beentje, kom op” “linkse directe, nog een, en rechts er achteraan”. Er volgen nog een paar hoeken en uppercuts en ik moet zeggen dat het lijkt alsof mijn mannetje het al meer heeft gedaan. Leen ziet het meteen. De houding, het onder de wenkbrauwen door kijken, het gaat vanzelf. “Hij zou het kunnen leren hoor” zegt hij tegen me en m’n zoon groeit. Leen kan je laten groeien, je leren hoe het leven in elkaar zit, wat respect is en vooral hoe je moet boksen.
Ze rommelen nog even verder en de kleine wordt moe waardoor zijn handjes zakken. “Je klauwen hoog” roept hij en ik krijg kippenvel.
Ik heb je gemist Leen…